dinsdag 18 december 2018

Bij deze tijd van 't jaar ...


Dat je vaart voorspoedig mag zijn,
je haven veilig.

Dat er brood op je tafel zal zijn,
je schoorsteen kan roken.

Dat je tranen ras mogen drogen,
je lachend morgen tegemoet ziet.

Dat je pad vol genegenheid mag zijn,
je huis vol liefhebben.

Dat de hoop je niet mag verlaten,
het geloof in de goede wil.

Uit de vredesnacht geboren,
een nieuw jaar
gezegend met het moois van je dromen,
dat wensen we.

Roel & Lizy

woensdag 28 november 2018

We hebben het niet geweten, of toch misschien?


Drie gapende bogen,
poorten een koning gepast.

Hoog bovenop
triomfantelijk te paard,
een conquistador gelijk,
turend over de horizon
naar 't zwarte land, zijn zwarte land.
De blik zelfvoldaan.

Laag beneden
in een wirwar van lichamen,
beate aanbidders gelijk,
de ogen roodbetraand,
het zwarte volk, zijn zwarte volk.
De blik angstvallig.

Soeverein van 't bufferstaatje,
als bevrijder van 't slavenvolk bewierookt,
wordt hij geroemd.
En wie luistert hoort,
in de galm van de gaanderijen,
't handgeklap van 't adeldom.

Sluwe kraaltjeshandelaar,
als zelfgenoegzame landberover ontmaskerd,
wordt hij gedoemd.
En wie goed luistert hoort,
in de weeklacht van 't golfgeruis,
't handgekap van 's heersers beulen.

Mijn dorp aan het strand,
oase van vissersambacht en koopmanschap.
Evolué de negorij ontgroeid.
Stad opengebloeid in negerbloed,
waar is je schaamte ...

"O'de, mijn loeder" ; © Roel Ghysel

dinsdag 20 november 2018

Dat café, lage zoldering en geen wc ...


In de schaduw van d'oude kerktoren
't vagevier 't halverwege,
een kroeg
dubbel een vierkante meter groot.

Rolkragen barvoets gesandaald,
orerend intellectenvolk
miskend in 't kunstenmaken,
allegaartje bohemien gelijk.

Schetsers en schrijvers,
biervilten vol,
wachtend aan 's werelds grote poort.

Te midden de reizende sterren,
vermeubeld, de maman
ouder dan de eeuw.
Vergroeid in d'aftandse zetel
als was, in die maand mei, tijd stil blijven staan.

Dik onder pijpenrook
gespoord van verschaald bier
te vuur geboren menig revolutie,
tegenaan 't ochtendkrieken
verdronken in 't pintelieren.

Zonen en dochters in 't burger vervlucht,
café der cafés
op een pleintje dubbel een vierkante meter groot
in de schaduw van d'oude kerktoren
't vagevier 't halverwege
rust roestige je geitekop.

"O'de, mijn loeder" ; © Roel Ghysel

dinsdag 30 oktober 2018

De techniek staat voor niets ...


Ik hou ontzettend veel van kriebelkrabbelen in mijn werkschrift maar stel vast dat ik meer en meer het tokkelding gebruik, waar 't schrappen en 't bijschrijven -want dat is toch de "core business" van de woordkramerij- (helaas) wel veel makkelijker en overzichtelijker is. Jedoch, noblesse oblige, de finale versies met de obligate finale aanpassingen gebeuren no-matter-what in 't werkschrift.

Voor de wijsneuzen: koffies en chokotoffs zijn een bijna onontbeerlijk bindmiddel bij 't harde labeur en het blauwe dier is niet zomaar een badeend maar een uiterst zeldzame zee-eend herinnerend mijn thuisland :-).

En er wordt gesleuteld aan nieuwe projecten. Over de liefde en over de heimat, allemaal in preview te lezen hier op Ambrose Bazar.


dinsdag 25 september 2018

Kleine meisjes worden groot ...




Het gras rijmt,
het loof bengelblinkt van dauwparels.
't Vogelvolkje schettert in 't gebladerte,
verwelkomt de nieuwe dag

Ik zie je lopen.
Barvoets,
met lichte tred
als wou je 't morgengoud niet beroeren.

Maar de bloemen heffen hun knop naar je, 
openen hun kroon.
En de grashalmen rechten zich, 
waaieren je buigend toe.

Je vleit je in de luie stoel,
leunt weldadig achterover.
Je badjas glijdt wat open,
je glimlacht als was je verlegen.

Je ranke vingers omklemmen de te warme mok.
Met zuinige slokjes slurp je de koffie.
Je lacht.

Achter in de boomgaard roepen de lammeren, 
op de dakrand kirren duiven je naam.
De tuin zingt in al haar glorie.
Je lacht me toe.

En ik,
ik zit naast je,
muisstil.

"Soete minnesuchten" ; © Roel Ghysel


donderdag 7 juni 2018

Schikgodinnen



                            Drievuldigheid ouder dan de tijd.

                            Zienster van verleden, heden en toekomst;
                            hoedster van het magisch oog.

                           Maakster, schikster, vernietigster;
                           boodschapster van godsoordelen.

                          Schepster van dageraad, zonneloop en nachtster;
                          toekomst van de nieuwgeborenen.

                          Moeder van de levensloop.
                          Heerseres over de lotsvervulling.
                          Bewaakster van de lotsbestemming.

                          Profetie die immer zichzelf vervult,
                          dei volente.


Beeldhouwwerk: Danny Morlion, uit de reeks “No Name People”. 
Fotografie: Anita Devogelaere. 
Woord: Roel Ghysel, “Schikgodinnen”.

Poëzielarve


Work in progress @ Ambrose Bazar: een bescheiden bijdrage voor de Poëzielarve (een initiatief van Kunstplatform ARTslag).

De Poëzielarve, een bloemlezing aan versregels. Vanaf 21 juni aan de Persepit te Wenduine, te midden de duinen in het Albertpark nabij de uitkijkpost Spioenkop.







vrijdag 11 mei 2018

Bloemlezing


Visuele woordexpressie ofte poëzie om naar te kijken
 in 't exotisch Glazen Kot
onderdeel van de Roderickroute #9
startplaats CC Ipso Facto, Marktstraat 26 te Oudenburg
van 10 tot 14 mei

 

 


  


dinsdag 8 mei 2018

May 10th


Oude man,
getekend door 't oorlogsgeweld,
betonnen blokschip
stoom je op.

Dijken uitgedolven,
staketsels opgeblazen,
zij allen op post,
je wordt verwacht.
Verwelkomd met een krans van zeemijnen
wordt je verwacht.

Zonder bakenboeien
gestaag havenwaarts, hun haven.
Gezegend met een sluier van mist
besluip je de havengeul.

In vuur en vlam,
dwarsligger,
daar strand je.

Je taak gekweten, de prijs betaald,
verstilde getuige van die grote oorlog,
met een blik op de levens die je nam en gaf,
rust je tot roest,
Vindictive, schip der schepen.

"Ergens nergens tussen eb en vloed" ; ©  Roel Ghysel 

woensdag 18 april 2018

Ergens nergens tussen eb en vloed


Woordkramerij met poëtische inslag, thans een dichtbundel.

Lezing uit een werkschrift
met woord dat de vergroeiing van hart en ziel met het zeegebeuren weerspiegelt
en met beeld dat -geenszins pretenderend artistiek te zijn- de innerlijke gevoelsbeleving suggereert.





Info via roel.ghysel@gmail.com

vrijdag 23 maart 2018

Waar de meeuwen schreeuwen


Straat na straat na straat,
een ijlende metastase.

Agglomeraat van huis na huis na huis.
Krom gevelgesteente,
kleurloos verfgebladerte.

Amalgaam van raam na raam na raam.
Kazernes torenhoog,
vreugd  te moede.

Geneigd naar krottigheid,
gezichtloos gezwel
dat grijpt om zich heen.

Mijmerend restant van welstand,
verpauperde glorie van 't gisteren,
Verslonsde dame van stand,
kreunend onder d' eer van weleer.

De zilte geur van 't lelijks mij schoon,
onder 't schijnsel van je vuurtoren
geboortegrond, mijn loeder.

"O'de, mijn loeder" ; © Roel Ghysel

dinsdag 13 maart 2018

Alles draait om jou


Oosterlicht,
zuiderbrand,
westerbries.
De lange tocht van heinde naar verre,
rust langzaam het koperrood in de moederschoot.

Schaduwen sterven in de wieg van de maan.
Die zoete minnares dooft 't verwilderd klaar,
dekt het met 'n deken van donker.

Ras in de morgenstond
doorschittert 't licht het duister.
Een stralenkrans plukt de dageraad.

Helder aan de hemel
dagreist naar d'avondrust,
baken van menig visserman,
de zon.

"Ergens nergens tussen eb en vloed" ; © Roel Ghysel

donderdag 1 maart 2018

Verdwaald in herinneringen


Que ma mer, moeder de zee.
Dofzwart geïnkt
in de zilt gelooide huidplooien,
getaande stem uit de vergetelheid.

Verschaalde kroegen,
beslapen vrouwen.
Schimmen in de vergeetput van herinnering.

De trossen gekapt,
ruime drift.

Slingerend en stampend,
splenen wiegelied van het zeemansverdriet,
deemstert de matroos
buitengaats.

"Ergens nergens tussen eb en vloed" ; © Roel Ghysel

dinsdag 16 januari 2018

Meeuwen aan land, storm voor de hand 


Schuivende wolken versnellen de pas,
bejagen 't watervlak.
De noordwester stuwt de golven,
de zee draait kolken.
Het tij bespringt strand en duin,
belaagt dijk en kaai.

Diep in 't zeegat,
't gehuil van de zeewolf.
's Vissers boot danst de maat van 't stormlied.

Donder krakeelt.
Regenguts teistert het dek,
golven kastijden de romp.
Bliksemblind
trekt de visserman z’n zuidwester dieper,
in een nevel van striemende waterdruppels,
stuurt het schip gestaag 't stormveld in.
Boeg in de wind,
neus onder neus boven stampt het schip,
rolt zoals de beukwind het stoot,
op naar visgrond.

De stormklok luid,
de viswijverij verstomd.
Een geslagen kruis
prevelend
leid 'em naar veilig oord,
die visscher va mien

"Ergens nergens tussen eb en vloed" ; © Roel Ghysel