woensdag 28 november 2018

We hebben het niet geweten, of toch misschien?


Drie gapende bogen,
poorten een koning gepast.

Hoog bovenop
triomfantelijk te paard,
een conquistador gelijk,
turend over de horizon
naar 't zwarte land, zijn zwarte land.
De blik zelfvoldaan.

Laag beneden
in een wirwar van lichamen,
beate aanbidders gelijk,
de ogen roodbetraand,
het zwarte volk, zijn zwarte volk.
De blik angstvallig.

Soeverein van 't bufferstaatje,
als bevrijder van 't slavenvolk bewierookt,
wordt hij geroemd.
En wie luistert hoort,
in de galm van de gaanderijen,
't handgeklap van 't adeldom.

Sluwe kraaltjeshandelaar,
als zelfgenoegzame landberover ontmaskerd,
wordt hij gedoemd.
En wie goed luistert hoort,
in de weeklacht van 't golfgeruis,
't handgekap van 's heersers beulen.

Mijn dorp aan het strand,
oase van vissersambacht en koopmanschap.
Evolué de negorij ontgroeid.
Stad opengebloeid in negerbloed,
waar is je schaamte ...

"O'de, mijn loeder" ; © Roel Ghysel

dinsdag 20 november 2018

Dat café, lage zoldering en geen wc ...


In de schaduw van d'oude kerktoren
't vagevier 't halverwege,
een kroeg
dubbel een vierkante meter groot.

Rolkragen barvoets gesandaald,
orerend intellectenvolk
miskend in 't kunstenmaken,
allegaartje bohemien gelijk.

Schetsers en schrijvers,
biervilten vol,
wachtend aan 's werelds grote poort.

Te midden de reizende sterren,
vermeubeld, de maman
ouder dan de eeuw.
Vergroeid in d'aftandse zetel
als was, in die maand mei, tijd stil blijven staan.

Dik onder pijpenrook
gespoord van verschaald bier
te vuur geboren menig revolutie,
tegenaan 't ochtendkrieken
verdronken in 't pintelieren.

Zonen en dochters in 't burger vervlucht,
café der cafés
op een pleintje dubbel een vierkante meter groot
in de schaduw van d'oude kerktoren
't vagevier 't halverwege
rust roestige je geitekop.

"O'de, mijn loeder" ; © Roel Ghysel