vrijdag 23 maart 2018

Waar de meeuwen schreeuwen


Straat na straat na straat,
een ijlende metastase.

Agglomeraat van huis na huis na huis.
Krom gevelgesteente,
kleurloos verfgebladerte.

Amalgaam van raam na raam na raam.
Kazernes torenhoog,
vreugd  te moede.

Geneigd naar krottigheid,
gezichtloos gezwel
dat grijpt om zich heen.

Mijmerend restant van welstand,
verpauperde glorie van 't gisteren,
Verslonsde dame van stand,
kreunend onder d' eer van weleer.

De zilte geur van 't lelijks mij schoon,
onder 't schijnsel van je vuurtoren
geboortegrond, mijn loeder.

"O'de, mijn loeder" ; © Roel Ghysel

dinsdag 13 maart 2018

Alles draait om jou


Oosterlicht,
zuiderbrand,
westerbries.
De lange tocht van heinde naar verre,
rust langzaam het koperrood in de moederschoot.

Schaduwen sterven in de wieg van de maan.
Die zoete minnares dooft 't verwilderd klaar,
dekt het met 'n deken van donker.

Ras in de morgenstond
doorschittert 't licht het duister.
Een stralenkrans plukt de dageraad.

Helder aan de hemel
dagreist naar d'avondrust,
baken van menig visserman,
de zon.

"Ergens nergens tussen eb en vloed" ; © Roel Ghysel

donderdag 1 maart 2018

Verdwaald in herinneringen


Que ma mer, moeder de zee.
Dofzwart geïnkt
in de zilt gelooide huidplooien,
getaande stem uit de vergetelheid.

Verschaalde kroegen,
beslapen vrouwen.
Schimmen in de vergeetput van herinnering.

De trossen gekapt,
ruime drift.

Slingerend en stampend,
splenen wiegelied van het zeemansverdriet,
deemstert de matroos
buitengaats.

"Ergens nergens tussen eb en vloed" ; © Roel Ghysel